Uitspraak
2 december 2015 gegeven.
mr. A.I. Damsma.
OVERWEGINGEN
18 april 2016, het door de Raad geconstateerde gebrek dat aan het besluit van 30 juli 2012 kleefde, hersteld.
H.F. Brodie-Eerens van 7 november 2011 heeft het Uwv voldoende onderbouwd dat met het voorbereidingskrediet dat bij besluit van 31 oktober 2006 aan appellant is verstrekt, voldoende tegemoet is gekomen aan de door appellant geclaimde kosten. Appellant heeft niet onderbouwd op welke grond overige (bedrijfs)kosten voor vergoeding in aanmerking zouden moeten komen.
30 juli 2012 sprake is geweest van als aantasting van zijn persoon aan te merken geestelijk letsel, waaraan hij aanspraak op vergoeding van immateriële schade zou kunnen ontlenen. Volgens vaste rechtspraak is daarvoor onvoldoende dat sprake is van meer of minder sterk psychisch onbehagen en van een zich gekwetst voelen door het onrechtmatige besluit (uitspraak van 30 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR1216). Evenmin is aannemelijk gemaakt dat appellant in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek in zijn eer of goede naam is geschaad of dat zich anderszins een situatie voordoet zoals in dit artikellid omschreven.
€ 1.500,-.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 30 juli 2012 gegrond en vernietigt dat besluit;
- vernietigt het besluit van 2 december 2015, zoals gecorrigeerd bij besluit van 18 april 2016, voor zover daarbij geen wettelijke rente is toegekend over de nabetaling over 2009 en verklaart het beroep tegen deze besluiten voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat het Uwv de wettelijke rente over de nabetaling over het jaar 2009 aan appellant vergoedt;
- veroordeelt de Staat (het ministerie van Veiligheid en Justitie) tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 416,76;
- veroordeelt het Uwv tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.083,33;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 3.712,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van € 160,- vergoedt.
M.A.H. van Dalen-van Bekkum als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2017.