Uitspraak
OVERWEGINGEN
De Raad is van oordeel dat deze ritten, voor zover appellant deze ten minste een maal per week pleegde af te leggen, aangemerkt dienen te worden als woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 13 van het Reïntegratiebesluit.
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2015, met zaaknummer 13/1692 WIA-T, wordt de afwijzing van een aanvraag om een voorziening voor reiskosten over de jaren 2010 en 2011 door het Uwv besproken. De appellant, die sinds 31 maart 1994 een uitkering ontvangt op grond van de WAO, had in 2007 en 2008 aanvragen ingediend voor vergoeding van reiskosten in het kader van zijn re-integratie als zelfstandige in de vleessector. Het Uwv had deze aanvragen afgewezen, met de motivering dat de geclaimde kosten niet als woon-werkverkeer konden worden aangemerkt volgens de geldende wetgeving.
De Raad oordeelt dat de ritten die de appellant maakte, voor zover hij deze ten minste eenmaal per week pleegde af te leggen, als woon-werkverkeer moeten worden beschouwd. De Raad stelt vast dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en dat er een gebrek aan draagkrachtige motivering is. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het besluit te herstellen en te beoordelen of de appellant recht heeft op een voorziening voor de jaren 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2015.