Uitspraak
OVERWEGINGEN
1 november 2013 verlengd tot 1 november 2014. Vanaf die datum is betrokkene werkzaam geweest als medewerker studentenadministratie.
3 november 2014 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Hiertegen heeft appellante bezwaar gemaakt.
[X.] aan het Uwv is onder meer een toelichting van [Y.] opgenomen, die vermeldt dat mondeling een contractverlenging aan betrokkene is aangeboden en dat betrokkene heeft te kennen gegeven dat zij wilde stoppen bij appellante. De rechtbank kent aan deze toelichting van [Y.], daterend van ná de gesprekken met betrokkene, gelet op de betwisting van betrokkene, geen doorslaggevende waarde toe, nu er geen objectieve stukken zijn die de stelling van appellante ondersteunen en er ook geen door betrokkene voor akkoord ondertekend gespreksverslag is dat haar stelling ondersteunt. In de bij het aanvullend beroepschrift van 4 februari 2016 overgelegde niet-gedateerde verklaring van [Y.] staat niet dat aan betrokkene een contractverlenging is aangeboden, maar slechts dat [Y.] wist dat betrokkene kon blijven. De enkele verklaring van [Y.] dat betrokkene haar in een gesprek op 5 september 2014 (tijdens de hoorzitting aangeduid als “exitgesprek”) heeft meegedeeld te stoppen bij appellante als haar contract afliep, leidt, gelet op de betwisting van de betrokkene en het ontbreken van objectieve stukken ter onderbouwing van de verklaring van [Y.], niet tot een ander oordeel. Dat betrokkene wist dat een vacature vrijkwam of dat zij een ander kon vervangen, heeft appellante niet aannemelijk gemaakt, aldus de rechtbank.
4.3. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat appellante aan betrokkene een aanbod heeft gedaan om het dienstverband waarin zij werkzaam was als medewerker studentenadministratie na 1 november 2014 voort te zetten. Evenmin is komen vast te staan dat betrokkene op voorhand aan appellante te kennen heeft gegeven dat zij haar contract niet wenste te verlengen. De overwegingen van de rechtbank hierover worden onderschreven. Het standpunt van appellante dat sprake is van een vergelijkbare situatie als in de uitspraak van 14 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY3493, wordt niet gevolgd. In die zaak stond vast dat de werknemer op voorhand aan de werkgever kenbaar had gemaakt geen verlenging te wensen van zijn aflopende arbeidscontract en voorts dat hij zijn eigen arbeid in dezelfde omvang had kunnen voortzetten op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.