ECLI:NL:CRVB:2017:3078
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellante. Appellante had zich in 2007 arbeidsongeschikt gemeld en was in 2009 beoordeeld als minder dan 35% arbeidsongeschikt, waardoor zij geen recht had op een WIA-uitkering. In 2014 meldde zij zich opnieuw arbeidsongeschikt, maar het Uwv concludeerde dat de toegenomen beperkingen niet voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak als eerder vastgesteld. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
Appellante stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen uit dezelfde oorzaak. Zij voerde aan dat recentelijk de diagnose dunnevezelneuropathie (DVN) was gesteld, wat volgens haar de eerdere diagnose van carpaal tunnel syndroom (CTS) in twijfel trok. Het Uwv verwees naar rapporten van verzekeringsartsen die stelden dat er geen oorzakelijk verband was tussen de eerdere en latere arbeidsongeschiktheid.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de DVN voortkwam uit een andere ziekteoorzaak dan die welke in 2009 was vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.