ECLI:NL:CRVB:2014:3560
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van causaliteit tussen ziekteoorzaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich had ziek gemeld na een heupoperatie, verzocht om een WIA-uitkering op basis van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had eerder vastgesteld dat de appellant met ingang van 16 mei 2008 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende volledig en zorgvuldig waren. De conclusies over de causaliteitseis waren overtuigend gemotiveerd. De Raad benadrukte dat er tijdens de wachttijd geen beperkingen waren vastgesteld in verband met diabetes mellitus, en dat de appellant geen medische gegevens had overgelegd die een ander licht op zijn situatie konden werpen. Hierdoor werd geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheid van de appellant voortkwam uit een andere oorzaak dan de ziekteoorzaak die leidde tot zijn eerdere ongeschiktheid voor arbeid.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor de causaliteit tussen ziekteoorzaken bij aanvragen voor WIA-uitkeringen.