ECLI:NL:CRVB:2017:2645
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet-gemelde activiteiten op Marktplaats en de gevolgen voor de woonplaats van de appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand van appellante, die sinds 14 mei 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante samenwoonde met een man en activiteiten op Marktplaats verrichtte zonder dit te melden aan het college. Het college concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden, wat leidde tot de intrekking van haar bijstand met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 en de terugvordering van bijstandsbetalingen tot een bedrag van € 23.972,67.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij haar hoofdverblijf niet meer in de gemeente had en dat de intrekking van de bijstand niet op een deugdelijke feitelijke grondslag berustte. De Raad heeft vastgesteld dat het college onvoldoende bewijs heeft geleverd dat appellante haar woonplaats had verplaatst. De Raad oordeelde dat de intrekking van de bijstand niet zorgvuldig was voorbereid en dat de rechtbank dit niet had onderkend. De Raad heeft de aangevallen uitspraak 1 bevestigd, maar de aangevallen uitspraak 2 vernietigd, omdat het college niet had aangetoond dat appellante geen woonplaats meer had in de gemeente.
De Raad heeft het college opgedragen om nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.465,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het college om zorgvuldig om te gaan met de bewijsvoering bij intrekking van bijstandsverlening en de rechten van de appellante in het proces.