ECLI:NL:CRVB:2015:3099
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Woonplaatsbepaling en recht op bijstand in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de vraag of appellante in de periode van 1 april 2012 tot en met 31 december 2012 haar woonplaats had in [woonplaats] of daarbuiten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het dagelijks bestuur niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellante het centrum van haar maatschappelijk leven heeft verplaatst naar [plaatsnaam 2]. De Raad stelt vast dat appellante sinds 26 februari 2011 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en dat er een heronderzoek is ingesteld naar de rechtmatigheid van deze bijstand. Het dagelijks bestuur heeft bij besluit van 19 juli 2013 de bezwaren van appellante ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat dit besluit niet op een deugdelijke feitelijke grondslag berust. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep gegrond. De Raad herroept het besluit van 27 mei 2013 voor zover dat betrekking heeft op de intrekking van de bijstand over de periode van 1 april 2012 tot en met 31 december 2012. Tevens wordt het dagelijks bestuur opgedragen een nieuw besluit te nemen over de terugvordering van de bijstandskosten. De proceskosten van appellante worden vergoed.