In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E.M. Pommé, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 april 2012. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 juli 2017 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op 17 februari 2017 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarbij het Uwv volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. Appellant heeft zijn hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om schadevergoeding en vergoeding van proceskosten. De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van gederfde wettelijke rente over de na te betalen Wajong-uitkering en schadevergoeding wegens misgelopen heffingskorting over de jaren 2009 tot en met 2011. Het verzoek om schadevergoeding voor andere jaren is afgewezen, omdat het bestaan en de omvang van de schade niet vaststonden. De totale proceskostenveroordeling in hoger beroep bedraagt € 3.035,-.