Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
plaats treedt van het besluit van 28 oktober 2014;
van in totaal € 168,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.H. Amstelveen, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die de studiefinanciering van de appellant had herzien en een boete had opgelegd. De herziening was gebaseerd op een onderzoek naar de woonsituatie van de appellant, uitgevoerd door controleurs van een privaat bedrijf. De Raad oordeelde dat de bevindingen van het onderzoek, dat mede was verricht door een onbevoegde controleur, als bewijs ontoelaatbaar zijn. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Raad waarin werd gesteld dat toezicht op de naleving van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) een overheidstaak is en dat het verlenen van toezichthoudende bevoegdheden aan personen buiten de overheid met terughoudendheid moet gebeuren. De Raad concludeerde dat zonder de bevindingen van het onderzoek er geen voldoende feitelijke grondslag was voor de beslissing van de minister, waardoor het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank had dit motiveringsgebrek niet onderkend, wat leidde tot de vernietiging van de aangevallen uitspraak. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 28 oktober 2014 en herroepte de eerdere besluiten van 20 juni 2014 en 23 juli 2014. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant.