In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. drs. G.A.S. Maduro, had hoger beroep ingesteld tegen de herziening van zijn studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had de herziening en een boete opgelegd op basis van een onderzoek naar de woonsituatie van de appellant, uitgevoerd door controleurs van een privaat bedrijf. De Raad oordeelde dat de bevindingen van dit onderzoek, uitgevoerd door onbevoegde controleurs, als bewijs ontoelaatbaar zijn. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Raad waarin werd gesteld dat toezicht op de naleving van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) een overheidstaak is en dat het verlenen van toezichthoudende bevoegdheden aan personen buiten de overheid met terughoudendheid moet gebeuren. Aangezien de rechtbank het motiveringsgebrek niet had onderkend, werd de aangevallen uitspraak vernietigd. De Raad verklaarde het beroep van de appellant gegrond en herstelde de besluiten van de minister, die ook als onrechtmatig werden beschouwd. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant.