ECLI:NL:CRVB:2017:2459
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag Wajong 2010 met betrekking tot psychische klachten en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren op 16 september 1975, heeft op 6 mei 2013 een aanvraag ingediend op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) vanwege psychische klachten die sinds zijn jeugd bestaan. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen, omdat er onvoldoende gegevens waren om te concluderen dat appellant arbeidsongeschikt was op het moment dat hij 18 jaar werd. Appellant heeft bezwaar gemaakt en zijn standpunt onderbouwd met medische informatie van zijn behandelaars, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Den Haag heeft de beslissing van het Uwv bevestigd, waarop appellant in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische toestand. De deskundige F.M. Brouwer heeft in zijn rapport van 8 augustus 2016 geconcludeerd dat appellant in de relevante periode licht verstandelijk beperkt was en leed aan PTSS. De Raad voor de Rechtspraak heeft de deskundige gevolgd in zijn oordeel en vastgesteld dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische grondslag berust.
De Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd, en het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.030,-. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat de redelijke termijn niet is overschreden.