1.3.Bij beslissing op bezwaar van 24 juli 2014 (bestreden besluit 2) heeft het Zorgkantoor zijn besluiten van 2 en 4 april 2014 gehandhaafd, waarbij het pgb van appellante over 2013 is vastgesteld op nihil, het aan appellante verleende pgb over het jaar 2014 is ingetrokken en een bedrag van € 8.155,- van appellante is teruggevorderd. Bestreden besluit 2 berust op de overweging dat appellante de haar bij de verlening van het pgb opgelegde verplichtingen in 2013 niet is nagekomen.
2. Bij aangevallen uitspraak I heeft de rechtbank de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, overwogen dat het standpunt van appellanten dat de zorg in voldoende mate is verleend en het verantwoordingsformulier naar waarheid is ingevuld, onvoldoende concreet is en daarom niet kan slagen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Zorgkantoor in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot beëindiging en terugvordering van het pgb gebruik heeft kunnen maken.
3. Bij beslissingen op bezwaar van 11 december 2015 (bestreden besluiten 3 en 4) heeft het Zorgkantoor de besluiten van 25 juli 2014 gehandhaafd waarbij is geweigerd appellanten met ingang van 3 juli 2014, zijnde de datum van aan appellanten toegekende herindicaties voor AWBZ-zorg, een pgb te verlenen. Bestreden besluiten 3 en 4 berusten op de overweging dat appellanten zich niet hebben gehouden aan bij de verstrekking van de pgb’s over 2013 opgelegde verplichtingen.
4. Bij aangevallen uitspraak II heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten 3 en 4 ongegrond verklaard.
5. Appellanten hebben in hoger beroep zowel tegen aangevallen uitspraak I als tegen aangevallen uitspraak II aangevoerd dat zij hun pgb hebben besteed aan AWBZ-zorg. Verder hebben appellanten aangevoerd dat de pgb’s ten onrechte met terugwerkende kracht zijn ingetrokken. Volgens appellanten zal een vernietiging van aangevallen uitspraak I tot de conclusie moeten leiden dat ook de bestreden besluiten 3 en 4 geen stand kunnen houden.
6. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
6.1.1.Artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling subsidies AWBZ verplicht de verzekerde het pgb uitsluitend te gebruiken voor de betaling van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, aanhef en onder j of k, en de betaling van bemiddelingskosten. Dit artikellid voegt daar onder e aan toe dat de verzekerde door middel van invulling en ondertekening van een daartoe door het zorgkantoor toegezonden formulier verantwoording moet afleggen over de besteding van het verleende pgb.
6.1.2.Op grond van artikel 1.1.1, aanhef en onder j en k, van de Rsa wordt in deze regeling onder persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en vervoer verstaan hetgeen het Besluit zorgaanspraken AWBZ daaronder verstaat.
6.1.3.Ingevolge artikel 2.6.12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Rsa kan de verleningsbeschikking worden ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag waarop de verzekerde de bij of krachtens artikel 2.6.9 opgelegde overige verplichtingen niet nakomt.
6.1.4.Ingevolge artikel 2.6.13, tweede lid, van de Regeling wordt na afloop van iedere subsidieperiode de subsidie voor de desbetreffende subsidieperiode vastgesteld.
6.1.5.Artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de subsidie lager kan worden vastgesteld indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
6.1.6.Ingevolge artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb kan het bestuursorgaan zolang de subsidie niet is vastgesteld de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, als de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden. Ingevolge artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb kan het bestuursorgaan zolang de subsidie niet is vastgesteld de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, als de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
6.1.7.Ingevolge artikel 4:95, vierde lid, van de Awb worden betaalde voorschotten verrekend met de te betalen geldsom en kunnen onverschuldigd betaalde voorschotten worden teruggevorderd.
6.1.8.De bestreden besluiten 1 en 2 dienen te worden aangemerkt als vaststellingsbeschikkingen over het jaar 2013 als bedoeld in artikel 2.6.13, tweede lid, van de Rsa en artikel 4:46 van de Awb. Bestreden besluit 2 dient tevens te worden aangemerkt als een terugvorderingbesluit als bedoeld in artikel 4:95 van de Awb. Verder dienen deze besluiten te worden aangemerkt als intrekkingsbesluiten voor het jaar 2014 als bedoeld in 2.6.12, tweede lid, van de Rsa en artikel 4:48 van de Awb. De bestreden besluiten 3 en 4 zijn besluiten tot weigering een pgb te verlenen per 3 juli 2014.