ECLI:NL:CRVB:2017:2411
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na psychische klachten en de rol van verzekeringsartsen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die als productiemedewerker werkzaam was, had zich op 26 februari 2013 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had hem in eerste instantie ziekengeld toegekend, maar later vastgesteld dat hij per 26 maart 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen. Dit besluit werd bevestigd door de Raad in een eerdere uitspraak op 18 januari 2017.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank had moeten erkennen dat zijn PTSS-klachten meer beperkingen met zich meebrachten, zoals aangegeven in een brief van zijn psycholoog. Het Uwv heeft echter betoogd dat de eerdere beslissing op goede gronden was genomen en dat de appellant geen recht had op ziekengeld per 12 mei 2014, na een nieuwe ziekmelding.
De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft beslist dat de appellant geen recht had op ziekengeld. De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder de brief van de psycholoog, beoordeeld en geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere besluiten van het Uwv zouden ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.