ECLI:NL:CRVB:2017:151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en de rol van medische rapportages
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het ziekengeld van appellant, die sinds 26 februari 2013 ziek was door psychische klachten. Appellant ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW) en had eerder gewerkt als productiemedewerker. Het Uwv had op 20 januari 2014 besloten dat appellant met ingang van 26 maart 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Dit besluit werd door de rechtbank Den Haag in een eerdere uitspraak van 16 december 2014 bevestigd.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank de motivering van het Uwv over het niet aannemen van een urenbeperking ten onrechte voldoende had geacht. Hij verwees naar een rapport van psychiater J.T. Hondema, waarin beperkingen in de energetische belastbaarheid werden genoemd. Appellant diende verschillende medische stukken in ter ondersteuning van zijn standpunt. Het Uwv verdedigde de eerdere uitspraak en stelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in staat was om te werken.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de artsen van het Uwv voldoende hadden gemotiveerd waarom er geen substantiële urenbeperking nodig was. De rapporten van de verzekeringsartsen werden als voldoende onderbouwd beschouwd. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv op goede gronden had beslist dat appellant geen recht meer had op ziekengeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.