ECLI:NL:CRVB:2017:2381
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in het kader van bijstandsverlening aan inwonende meerderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft hoger beroep ingesteld tegen de verlaging van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De verlaging was gebaseerd op de kostendelersnorm, die van toepassing is wanneer meerderjarige personen in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant samenwoont met haar ouders en meerderjarige broer en zus, en dat zij in dit geval als kosten delende medebewoners moeten worden aangemerkt. De Raad heeft geoordeeld dat de appellant niet heeft aangetoond dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de kostendelersnorm rechtvaardigen.
De Raad heeft verder overwogen dat de wetgever met de invoering van de kostendelersnorm beoogde om rekening te houden met de voordelen van het delen van kosten in een gezamenlijke huishouding. De appellant heeft aangevoerd dat de toepassing van de kostendelersnorm in haar geval in strijd is met het uitgangspunt dat een inwonend meerderjarig kind niet wordt geacht een gezamenlijke huishouding te voeren met de ouders. De Raad heeft deze stelling verworpen, omdat de wetgever bewust heeft gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op personen die in dezelfde woning verblijven, ongeacht de redenen daarvoor.
De uitspraak bevestigt dat de kostendelersnorm ook van toepassing is op situaties waarin sprake is van zorgbehoefte en dat de voordelen van het delen van kosten losstaan van de redenen voor het samenwonen. De Raad heeft het verzoek van de appellant om schadevergoeding afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd.