ECLI:NL:CRVB:2017:2368
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde kasstortingen en bijschrijvingen, inclusief boete voor schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 28 maart 2013 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Holland. Appellant heeft bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat er kasstortingen en bijschrijvingen op zijn rekening hebben plaatsgevonden, wat leidde tot vragen van het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal. Het college heeft de bijstand herzien en een bedrag van € 8.385,38 teruggevorderd, omdat deze bijschrijvingen als middelen werden aangemerkt. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft de terugvordering en de opgelegde boete wegens schending van de inlichtingenverplichting gehandhaafd.
De rechtbank heeft in de eerste aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen de herziening van de bijstand ongegrond verklaard, en in de tweede aangevallen uitspraak het beroep tegen de boete gegrond verklaard, omdat het college geen kostenvergoeding in bezwaar had toegekend. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunten herhaald, waaronder dat de bijschrijvingen als leningen of giften moeten worden aangemerkt. De Raad bevestigt de oordelen van de rechtbank en stelt dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door de bijschrijvingen niet te melden. De Raad oordeelt dat de herziening van de bijstand en de terugvordering terecht zijn, en dat de opgelegde boete ook terecht is vastgesteld, hoewel het college in bezwaar geen kostenvergoeding heeft toegekend. De hoger beroepen van appellant worden afgewezen.