ECLI:NL:CRVB:2017:2313
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum verzekering en ingezetenschap in Nederland voor de Wet langdurige zorg
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ingangsdatum van de verzekering voor de Wet langdurige zorg (WLZ) van appellant. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had aan appellant meegedeeld dat hij vanaf 2 december 2014 verzekerd was, omdat hij op die datum weer ingezetene van Nederland was geworden. Appellant betwistte deze beslissing en stelde dat hij al vanaf 1 januari 2014 verzekerd diende te zijn op basis van ingezetenschap. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 december 2014 een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had. Appellant had zich in 2001 uitgeschreven uit Nederland en stond sindsdien ingeschreven op een adres in Duitsland. De Svb concludeerde dat appellant tot 2 december 2014 niet als ingezetene kon worden beschouwd, aangezien hij niet kon aantonen dat hij in die periode feitelijk in Nederland aanwezig was voor werk, gezin of sociale contacten. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om zijn woon- en werksituatie aan te tonen, wat hij niet had gedaan. De verklaringen van appellant en getuigen werden als onvoldoende beschouwd om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.