In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het ZW-dagloon en het WAZO-dagloon van appellante, die ziek was geworden door zwangerschapsklachten. De rechtbank Gelderland had eerder geoordeeld dat het ZW-dagloon terecht was vastgesteld op € 127,65 per dag en het WAZO-dagloon op € 128,21 per dag. Appellante was van mening dat het loon uit haar parttime dienstverband bij een tweede werkgever niet was meegenomen in de berekening van het dagloon, wat volgens haar leidde tot een onjuiste weerspiegeling van haar welvaartsniveau. De Raad oordeelde dat de wetgeving, met name artikel 15 van de ZW en het Dagloonbesluit, voorschrijft dat alleen het loon uit de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is geworden, in aanmerking wordt genomen voor de dagloonberekening. De Raad bevestigde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het ZW-dagloon en het WAZO-dagloon correct waren vastgesteld, en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving en het toetsingsverbod van de rechter met betrekking tot de belangenafweging van de wetgever.