ECLI:NL:CRVB:2017:2244
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Bepaling ingangsdatum periodieke uitkering en voorzieningen op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2017 uitspraak gedaan over de ingangsdatum van een periodieke uitkering en voorzieningen voor appellante, geboren in 1934. Appellante had in november 1999 aanvragen ingediend op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Beide aanvragen werden in 2000 afgewezen, maar op 26 maart 2015 verzocht appellante om herziening van deze afwijzingen, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de Raad. Verweerder erkende appellante op 20 november 2015 alsnog als vervolgde onder de Wuv en de Wubo, maar bepaalde de ingangsdatum van de uitkering op 1 maart 2015, de datum van de herzieningsaanvraag.
Appellante betwistte deze ingangsdatum en stelde dat deze had moeten zijn vastgesteld op 1 november 1999 of op zijn minst met de maximale terugwerkende kracht van vijf jaar. De Raad overwoog dat verweerder de ingangsdatum terecht had bepaald op de eerste dag van de maand waarin de herzieningsaanvraag was ingediend, conform artikel 34, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wuv. De Raad bevestigde dat verweerder alleen gehouden is om tot een vroegere datum terug te gaan in geval van een aan hem toe te rekenen ambtelijke fout, wat in dit geval niet aan de orde was. De Raad concludeerde dat de bestreden besluiten in rechte stand konden houden en verklaarde de beroepen ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving en de voorwaarden waaronder een ingangsdatum voor uitkeringen kan worden vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om in het geval van appellante tot een ander oordeel te komen dan in vergelijkbare zaken.