ECLI:NL:CRVB:2017:2213
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering na schending inlichtingenverplichting en vermogensgrensoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen aan betrokkene, die van 1 september 2009 tot en met 17 april 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd ingetrokken omdat betrokkene niet had gemeld dat zij beschikte over een bankrekening met een aanzienlijk saldo, wat leidde tot een forse overschrijding van de vermogensgrens. De Raad oordeelde dat, ondanks de schending van de inlichtingenverplichting, de hoogte van de terugvordering moest worden gematigd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de terugvordering niet proportioneel was in verhouding tot de schending van de inlichtingenverplichting. De Raad bevestigde dat de terugvordering reparatoir van aard is en dat rekening gehouden moet worden met het recht op bijstand dat betrokkene mogelijk had gehad als zij de inlichtingenverplichting correct had nageleefd. Uiteindelijk werd het terugvorderingsbedrag vastgesteld op € 11.942,84, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigde voor zover deze de opdracht tot het nemen van een nieuw besluit op bezwaar betrof.