Uitspraak
OVERWEGINGEN
1 januari 1998) fictief de wachttijd heeft volbracht en dat zij haar aanvraag pas na
1 januari 2010 heeft ingediend. De bepalingen van de AAW zijn van toepassing en aan de hand van deze bepalingen moet het recht op een Wajong-uitkering worden vastgesteld. Op grond van de theoretische verdiencapaciteit en het maatmaninkomen is vastgesteld dat appellante niet in staat is 75% van het maatmaninkomen te verdienen. Het Uwv heeft appellante alsnog met ingang van 11 augustus 2010 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wajong 2010, berekend op 75% van het minimumloon. Daarnaast heeft het Uwv opgemerkt dat vanaf 1 januari 2018 de uitkering 70% bedraagt van het minimumloon omdat appellante volgens het Uwv arbeidsvermogen heeft
.
.Het Uwv heeft het recht op uitkering beoordeeld aan de hand van de AAW.
3 december 2015 moet worden vernietigd.
10 oktober 2016 nader gemotiveerd dat, zoals ook door Koerselman in zijn rapport is beschreven, appellante in 2001 en 2002 gedurende twee jaar eenvoudig werk voor twee dagen per werk heeft kunnen verrichten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan deze belasting ook van toepassing worden geacht in 2006. Het standpunt van het Uwv wordt daarom gedeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat was om eerder dan op 20 april 2010 een aanvraag in te dienen. Zij heeft in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof en wegens ziekte in 2006 en daarvoor uitkeringen kunnen aanvragen. Het Uwv heeft appellante dan ook op goede gronden met ingang van 20 april 2009 in aanmerking gebracht voor een Wajong-uitkering.