ECLI:NL:CRVB:2017:2137
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ambtenarenrechtelijke functiewaardering en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van de Minister van Defensie inzake de functiewaardering van zijn militaire functie. Appellant was geplaatst op de functie [functie 1] en betwistte de waardering van deze functie, die was vastgesteld in schaal 13. De minister had eerder zijn verzoek om waardering in overeenstemming met de functie [functie 2] afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft in eerdere uitspraken de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij het beroep van appellant gegrond werd verklaard en schadevergoeding werd toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. In het bestreden besluit heeft de minister de functiewaardering herzien en de functie [functie 1] in schaal 14 ingedeeld. Appellant stelde dat deze herziening zou moeten leiden tot een bevordering naar de rang van [rang 2]. De Raad oordeelde echter dat appellant niet ondergewaardeerd was en dat er geen rechtvaardiging was voor een bevordering. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om aanvullende schadevergoeding af, omdat de minister reeds een bedrag van € 3.000,- had betaald in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, met A. Mansourova als griffier, op 15 juni 2017.