ECLI:NL:CRVB:2017:2014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening ingangsdatum WW-uitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde WW-uitkering met boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de ingangsdatum van de WW-uitkering van betrokkene en de terugvordering van onverschuldigd betaalde WW-uitkering. Betrokkene, die in dienst was bij [naam werkgever] als [naam functie], had zijn WW-uitkering aangevraagd na beëindiging van zijn dienstverband. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), betrokkene ten onrechte een WW-uitkering heeft toegekend, omdat zijn werkgever het loon had doorbetaald tot en met 15 oktober 2013. Hierdoor was betrokkene pas per 1 januari 2014 werkloos. De Raad heeft geoordeeld dat de appellant de onverschuldigd betaalde WW-uitkering van € 7.907,- bruto terecht heeft teruggevorderd. Daarnaast heeft de Raad de opgelegde boete van € 7.907,- beoordeeld. De rechtbank had de boete verlaagd naar € 1.980,-, maar de Raad oordeelde dat de mate van verwijtbaarheid niet correct was vastgesteld. De Raad heeft geoordeeld dat betrokkene normaal verwijtbaar was, waardoor de boete op 50% van het benadelingsbedrag werd vastgesteld, wat neerkomt op € 3.771,10. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het de hoogte van de boete betreft en het beroep van betrokkene tegen het besluit van 21 juli 2015 gegrond verklaard, waarbij de boete werd vastgesteld op € 3.771,10.