ECLI:NL:CRVB:2017:1954
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingetrokken toeslag op basisnorm van 20% WWB vanwege inkomsten inwonende meerderjarige zoon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de ingetrokken toeslag van 20% op de bijstandsnorm voor een alleenstaande, die werd ontvangen door betrokkene op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Betrokkene ontving bijstand en had een inwonende meerderjarige zoon die studiefinanciering ontving en daarnaast inkomsten uit arbeid had. Appellant, het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa, had de toeslag verlaagd naar 10% op basis van de argumentatie dat betrokkene de kosten van levensonderhoud kon delen met haar zoon, die een eigen inkomen had.
De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het besluit van appellant gegrond verklaard, maar appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de zoon niet uitgesloten was van de personen met wie betrokkene de kosten van bestaan kon delen, en dat de gemeentelijke toeslag terecht was verlaagd. De Raad benadrukte dat het inkomen van de zoon, bestaande uit zijn studiefinanciering en inkomsten uit arbeid, hoger was dan het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de WWB en de voorwaarden waaronder bijstandsnormen kunnen worden verhoogd met een toeslag. De Raad concludeerde dat de appellant terecht had gehandeld door de toeslag te verlagen, en dat betrokkene niet in aanmerking kwam voor de hogere toeslag omdat haar zoon in staat was om bij te dragen aan de kosten van het bestaan.