ECLI:NL:CRVB:2017:1925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor bijstand en bedrijfskrediet op basis van levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die gedurende tien jaar een onderneming heeft geëxploiteerd, had een aanvraag ingediend voor bijstand en bedrijfskapitaal op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Almere, op basis van een advies van SDA B.V. dat concludeerde dat het bedrijf van appellant niet levensvatbaar was. Appellant voerde aan dat het advies van SDA niet correct was, omdat het niet rekening hield met zijn werk vanuit huis en de werkelijke kosten van zijn onderneming.
Na een second opinion door het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), dat eveneens tot de conclusie kwam dat het bedrijf niet levensvatbaar was, bleef de afwijzing van de aanvraag in stand. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging. De Raad overwoog dat de beoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf gebaseerd kan zijn op adviezen van deskundige instanties en dat de situatie van het bedrijf ten tijde van de aanvraag bepalend is. De Raad oordeelde dat het college terecht het advies van het IMK had gevolgd en dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om de afwijzing van zijn aanvraag te weerleggen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van deskundige adviezen in de beoordeling van de levensvatbaarheid van ondernemingen en de voorwaarden voor bijstandsverlening.