ECLI:NL:CRVB:2014:3346
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om bedrijfskrediet en tijdelijke ondersteuning van levensonderhoud wegens niet-levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Groningen. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had de intentie om een eigen bedrijf te starten dat zich richtte op de export van tweedehands bedrijfsauto's naar Oekraïne. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen had echter zijn aanvraag voor een bedrijfskrediet en tijdelijke ondersteuning van levensonderhoud afgewezen, omdat het bedrijf niet levensvatbaar zou zijn. Dit besluit was gebaseerd op een advies van Marnecs Management B.V., dat na een bedrijfseconomisch onderzoek tot de conclusie kwam dat de onderneming van appellant niet levensvatbaar was.
De Raad heeft vastgesteld dat het college zich terecht heeft gebaseerd op de adviezen van deskundige instanties en dat appellant geen deskundigenadvies heeft overgelegd om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van schending van het beginsel van equality of arms, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Appellant had de mogelijkheid om deskundig tegenbewijs te leveren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenadviezen in procedures rondom de levensvatbaarheid van ondernemingen en de verantwoordelijkheden van appellanten om hun stellingen te onderbouwen met bewijs.