ECLI:NL:CRVB:2017:1855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde activiteiten voor een school
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellante ontving sinds 24 april 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had bij de aanvang van de bijstand gemeld dat zij bezig was met het opzetten van een school. Echter, het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland heeft na onderzoek vastgesteld dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat de school per 2 september 2013 was gestart. Hierdoor heeft het college besloten de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep tegen het intrekkingsbesluit ongegrond verklaard, maar het beroep tegen de opgelegde boete gegrond verklaard en deze verlaagd.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij geen essentiële informatie heeft verzwegen en dat zij feitelijk niet werkzaam was als directrice van de school. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante wel degelijk op geld waardeerbare arbeid heeft verricht en dat zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op volledige bijstand en dat de opgelegde boete terecht was. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij de boete op 50% van het benadelingsbedrag is vastgesteld, zonder aanleiding voor verdere matiging.