ECLI:NL:CRVB:2017:1770
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de gevolgen van een conversiestoornis voor de WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die als medewerker automatisering werkzaam was. Appellant viel op 10 februari 2010 uit wegens een chronisch pijnsyndroom. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) stelde bij besluit van 5 april 2013 vast dat appellant met ingang van 6 februari 2013 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant ging hiertegen in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 29 augustus 2013. De rechtbank Noord-Holland bevestigde deze beslissing in een uitspraak van 10 juli 2014.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn incontinentie hem belemmert in het vinden van werk en dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. De Raad benoemde een onafhankelijke deskundige, psychiater G.W. de Graaff, die concludeerde dat appellant lijdt aan een conversiestoornis met ernstige beperkingen, waaronder volledige incontinentie. De deskundige oordeelde dat de beperkingen van appellant niet adequaat waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van het Uwv.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv niet deugdelijke motivering had en vernietigde zowel het besluit als de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad droeg het Uwv op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de ernst van de situatie van appellant. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 1.485,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische beperkingen in het kader van arbeidsongeschiktheid.