Uitspraak
4 augustus 2015, 15/103 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een verzoek tot herbeoordeling van de aanspraak op een WAO-uitkering, waarbij eerder in 2002 een besluit is genomen. De appellant heeft op 20 maart 2014 een aanvraag ingediend bij het Uwv om zijn aanspraken opnieuw te beoordelen. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 4 augustus 2015 geoordeeld dat de appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangedragen die een herbeoordeling rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de aanvraag van de appellant moet worden aangemerkt als een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad stelt vast dat de appellant, die sinds 1990 niet meer in Nederland verblijft, geen nieuwe informatie heeft verstrekt die zou kunnen leiden tot een andere beslissing. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de argumenten van de appellant niet als nieuwe feiten kunnen worden aangemerkt. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.