4.1.1.Op grond van artikel 2:22, eerste lid, van de Wajong kan het Uwv aan de jonggehandicapte die arbeid in dienstbetrekking verricht, of die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten, doch niet werkzaam is of zal zijn als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, of die scholing of opleiding in het kader van de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces volgt of gaat volgen, of arbeid op een proefplaats verricht of gaat verrichten, met uitzondering van de jonggehandicapte, die werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, op aanvraag voorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, het volgen van de scholing of opleiding of het verrichten van arbeid op die proefplaats. Op grond van artikel 2:22, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wajong, worden onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid uitsluitend verstaan: noodzakelijke persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan de jonggehandicapte opgedragen taken, indien die ondersteuning een compensatie vormt voor zijn beperkingen. Op grond van artikel 2:22, vierde lid, van de Wajong kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
4.1.2.Ingevolge artikel 18, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit kan, voor zover van belang, de persoonlijke ondersteuning, bedoeld in artikel 2:22, tweede lid, onderdeel 5, van de Wajong, bestaan uit het beschikbaar stellen van persoonlijke ondersteuning of uit vergoeding van de kosten van persoonlijke ondersteuning. Ingevolge het tweede lid van dit artikel, voor zover van belang, wordt persoonlijke ondersteuning slechts verleend indien:
a. de persoonlijke ondersteuning bestaat uit een individueel trainings- of inwerkprogramma en een systematische begeleiding van de persoon, bedoeld in artikel 2:22, eerste lid, van de Wajong, gericht op het kunnen uitvoeren van de hem opgedragen taken;
b. de in artikel 2:22, eerste lid, van de Wajong bedoelde persoon zonder een systematische begeleiding niet in staat zou zijn de hem opgedragen taken te verrichten; en
c. de persoonlijke ondersteuning wordt gegeven door een persoon die verbonden is aan een door het Uwv erkende rechtspersoon die tot doel heeft diensten te verlenen die kunnen worden aangemerkt als persoonlijke ondersteuning als bedoeld in onderdeel a.
Ingevolge artikel 18, derde lid, van het Reïntegratiebesluit kan de persoonlijke ondersteuning in het eerste jaar, tweede jaar en de daarop volgende jaren van verlening worden verleend voor een aantal uren dat correspondeert met respectievelijk 15%, 7,5% en 6% van het aantal uren per kalenderjaar dat de, aan de in artikel 2:22, eerste lid, van de Wajong bedoelde persoon opgedragen taken in beslag neemt. Ten slotte is in het vierde lid van artikel 18 van het Reïntegratiebesluit bepaald dat het Uwv van de in het derde lid bedoelde percentages kan afwijken voor zover toepassing daarvan gelet op het belang dat dit artikel beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.1.3.Bij besluit van 10 juni 2014 heeft het Uwv de Beleidsregel Protocol Jobcoach UWV 2014 vastgesteld (Stcrt. 2014, 18037). Ingevolge artikel 1 van deze Beleidsregel hanteert het Uwv “bij het beoordelen van klanten voor de toepassing van de voorziening persoonlijke ondersteuning, ook wel Jobcoach, genoemd, het Protocol Jobcoach UWV 2014 als weergegeven in de bijlage bij dit besluit.”
4.1.4.Over de begeleidingsintensiteit is in hoofdstuk A.3 van het Protocol Jobcoach UWV 2014 onder meer het volgende opgenomen:
“UWV onderscheidt een viertal begeleidingsregimes. Het aantal begeleidingsuren door een Jobcoach is direct gerelateerd aan het aantal uren dat de Klant werkt. Het aantal begeleidingsuren wordt uitgedrukt in een percentage van het totaal aantal door de Klant te werken uren per kalenderjaar. Hiervoor geldt een vast wettelijk maximumpercentage. Dit maximumpercentage is niet voor alle jaren gelijk. Er vindt een geleidelijke afbouw van het aantal begeleidingsuren plaats. (…) De geleidelijke afbouw van het aantal begeleidingsuren is gebaseerd op het uitgangspunt dat de Klant binnen 3 jaar na indiensttreding zijn werk zelfstandig geacht wordt te kunnen uitvoeren ofwel dat de Werkgever in staat is de Klant zelf te begeleiden.(…)
UWV onderscheidt een viertal begeleidingsregimes; te weten zeer licht, licht, midden en intensief. Zie hierna tabel 1.
Tabel 1 Begeleidingsregimes Jobcoaching voor een Dienstbetrekking
Begeleidingsregimes
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3 (en verder)
Zeer licht
3%
3%
3%
Licht
6%
Midden
10%
5%
intensief
15%
7,5%
6%
De toe te kennen percentages begeleidingsuren in het zwaarste begeleidingsregime – te weten intensief – corresponderen met de wettelijke maxima in het Re-integratiebesluit. In het tweede jaar vallen het zeer lichte en lichte regime qua percentage te begeleiden uren samen. In het derde jaar komt daar ook het midden regime bij. Na jaar drie blijft het percentage begeleidingsuren voor de onderscheiden begeleidingsregimes gelijk.
De keuze voor een begeleidingsregime bij de aanvraag geeft aan welk verloop van de begeleidingsintensiteit de Klant naar verwachting nodig heeft. Blijkt het regime op een gegeven moment niet meer te voldoen, dan kan elk half jaar van regime gewisseld worden op basis van een daartoe strekkende aanvraag en een positieve beschikking van UWV daarop. Zie hiervoor paragraaf A.4.
A.3.1. Middenregime geldt als standaard maximaal te vergoeden begeleidingsuren
In zijn aanvraag geeft de Klant – of zijn (wettelijk) vertegenwoordiger – gemotiveerd aan welk begeleidingsregime naar verwachting nodig is. Als de Klant dit wenst, kan de Jobcoach en/of de arbeidsdeskundige van UWV de Klant ondersteunen bij zijn aanvraag. UWV gaat ervan uit dat het middenregime (zie tabel 1) als standaard maximaal te vergoeden begeleidingsuren voldoende passend is. Uitsluitend in uitzonderingssituaties, dit ter beoordeling aan UWV, kan het intensieve regime worden ingezet. Vraagt de Klant het intensieve begeleidingsregime aan, dan dient de noodzaak daarvan in de motivering te worden verantwoord. Het UWV zal de aanvraag individueel – met inachtneming van het Protocol 2014 – beoordelen.”