Uitspraak
OVERWEGINGEN
28 februari 2013 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv verwezen naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 februari 2013. Deze verzekeringsarts heeft de uitkomsten van bovengenoemd neuropsychologisch onderzoek van Bruins bij de beoordeling betrokken en heeft de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op 21 februari 2013 aangepast. In een rapport van 26 augustus 2013 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep na gewijzigde functieselectie geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid vanaf
1 november 2012 58,22% bedraagt.
1 november 2012 in staat was gemiddeld 20 uur per week en 4 uur per dag te werken.
12 juni 2014 gereageerd op de reactie van appellante van 13 mei 2014 en op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 mei 2014. De deskundige heeft nader toegelicht in welke mate de belastbaarheid van appellante beperkt is ten aanzien van de aspecten vasthouden en verdelen van de aandacht, herinneren en handelingstempo. De deskundige heeft opnieuw verwezen naar de conclusies van het neuropsychologisch onderzoek van Bruins en heeft vastgesteld dat zowel ten aanzien van het vasthouden als het verdelen van de aandacht sprake is van een beperking. Hij heeft geconstateerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van het handelingstempo reeds een beperking had aangenomen. De deskundige heeft zich verenigd met het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat appellante niet beperkt is ten aanzien van het herinneren.
4 december 2014, na gewijzigde functieduiding, tot de conclusie gekomen dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante moet worden gesteld op 56,81%. Bij besluit van
23 december 2014 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het besluit van 18 oktober 2012 in zoverre herroepen dat de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid wijzigt in 56,81%. De loongerelateerde uitkering wijzigt niet.
1 januari 2014 is vastgesteld op 80 tot 100% en vanaf 22 mei 2015 op 45 tot 55%. Eerst per
1 juni 2017 heeft deze wijziging gevolgen voor de hoogte van de uitkering, omdat per deze datum de inkomenseis gaat gelden.
4 uur per dag aan de orde is geacht. Deze urenbeperking is vrij fors gezien het feit dat appellante al fors beperkt is geacht op onder meer het persoonlijk en sociaal functioneren, terwijl er geen aanwijzingen zijn voor ernstige psychopathologie noch ernstige somatische pathologie. Mede gelet op dit laatste kan niet gesproken worden over een dusdanige gezondheidssituatie van appellante en dientengevolge marginaal functioneren, dat een verdergaande urenbeperking te rechtvaardigen zou zijn.
verzekeringsarts-medisch adviseur E.C. van der Eijk van 12 februari 2014 en een expertiserapport van verzekeringsarts G.J. Kruithof van 27 mei 2015, opgemaakt in het kader van een letselschade-procedure. Kruithof heeft geconcludeerd dat, vanwege de frequent aanwezige pijnklachten en de door appellante consistent aangegeven vermoeidheidsklachten, er aanleiding is een restrictie met betrekking tot het arbeidspatroon/activiteitenpatroon van toepassing te achten, inhoudende maximaal 4 uur per dag/20 uur per week. Hij merkt hierbij op dat in geval deze uren ingevuld worden met arbeid, appellante niet in staat geacht kan worden nog een substantiële bijdrage binnen het huishouden, dan wel in de ADL of de privésfeer te leveren. Ter zitting heeft de gemachtigde van appellante gewezen op het
6-maands rapport van Career & Kids van juni 2013, waarin N. van Nes, thuisbegeleiding, heeft geconcludeerd dat deelname in het arbeidsproces voor appellante niet haalbaar is.
13 maart 2012 heeft geconcludeerd dat bij appellante moet worden uitgegaan van een definitieve eindtoestand.
27 mei 2015 is uitgebracht in een letselschadeprocedure, met een ander beoordelingskader. Verder is van belang dat Kruithof heeft geconcludeerd dat zijn onderzoeksbevindingen ten tijde van zijn onderzoek op 15 april 2015 niet afwijken van het beeld dat is geschetst door deskundige Vermeulen en neuropsycholoog Bruins. Evenals deskundige Vermeulen concludeert Kruithof dat sprake is van een status na een ernstige contusio met resterende lichamelijke en cognitieve stoornissen ten gevolge van het haar overkomen ongeval, waarbij daarnaast psychosociale aspecten een negatieve rol spelen. Kruithof heeft geen nadere onderbouwing gegeven voor zijn conclusie dat appellante maximaal 4 uur per dag belastbaar is. Daarbij komt dat volgens vaste rechtspraak (zie onder meer ECLI:NL:CRVB:2004:AR6405) bij de vraag of appellante in staat moet worden geacht de in aanmerking komende arbeid te verrichten, haar taak in de huishouding en de zorg voor haar kinderen en de daaraan verbonden belasting buiten beschouwing dienen te blijven.
1 november 2012 en 22 mei 2015 wijzigingen hebben voorgedaan in de medische toestand van appellante. De conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van
21 maart 2016, dat de bevindingen van verzekeringsarts Kruithof over de beperkingen van appellante in het kader van de letselschadeprocedure geen aanleiding geven voor de conclusie dat met betrekking tot de datum 1 januari 2014 een verdergaande urenbeperking is aangewezen, wordt onderschreven. Het ingebrachte 6-maands rapport van Career & Kids bevat geen nieuwe medische gegevens ten opzichte van de eerder vastgelegde onderzoeksbevindingen.
BESLISSING
R.E. Bakker als leden, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2017.