Uitspraak
22 december 2015, 15/3149 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
het besluit van 16 april 2015;
van in totaal € 169,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de herziening van studiefinanciering van appellante, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was uitgevoerd. De minister had de studiefinanciering van appellante herzien op basis van een onderzoek naar haar woonsituatie, uitgevoerd door controleurs van een privaat bedrijf. Appellante was het niet eens met deze herziening en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad oordeelt dat de bevindingen van het onderzoek, dat mede is verricht door een onbevoegde controleur, als bewijs ontoelaatbaar zijn. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Raad, waarin is vastgesteld dat toezicht op de naleving van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) een overheidstaak is en dat het verlenen van toezichthoudende bevoegdheden aan personen buiten de overheid met terughoudendheid moet gebeuren. De Raad concludeert dat zonder de bevindingen van het onderzoek er geen voldoende feitelijke grondslag is voor het standpunt van de minister dat appellante niet op het juiste adres staat ingeschreven.
De Centrale Raad van Beroep vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellante gegrond. De Raad herroept het besluit van de minister en veroordeelt de minister in de proceskosten van appellante. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van burgers in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak van een deugdelijke motivering van besluiten door de overheid.