Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die sinds 21 december 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand, had zijn inkomsten uit belastingteruggave en bijdragen van derden voor het levensonderhoud van zijn kinderen in Irak verzwegen. De rechtbank had eerder het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort vernietigd voor de intrekking van de bijstand over de periode van 1 januari 2013 tot 1 december 2013, maar het college had de bijstand over 2012 gehandhaafd. De Raad oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de ontvangen bedragen van derden. De Raad stelde vast dat de bijstand van appellant over 2012 schattenderwijs kon worden vastgesteld op € 500,- per maand, ondanks de schending van de inlichtingenverplichting. De Raad vernietigde het besluit van het college en herstelde de bijstandsverlening voor het jaar 2012, waarbij het college werd veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 990,-. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bijstandverlenende organen om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en de gevolgen van schending van de inlichtingenverplichting voor de bijstandsverlening.