ECLI:NL:CRVB:2017:1493
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering voorschot ZW-uitkering na aanvechten ontslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, werkzaam als BOA/toezichthouder, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van zijn werkgever om hem ongevraagd ontslag te verlenen. Dit ontslag werd op 6 november 2014 verleend, terwijl de appellant zich op 12 november 2014 ziek had gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde appellant een voorschot op de Ziektewet (ZW) uitkering te verstrekken, omdat er onduidelijkheid bestond over de doorbetaling van zijn loon. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat, omdat het ontslag in rechte werd aangevochten en de procedure ten tijde van het bestreden besluit nog niet was afgerond, er twijfel bestond over het recht van de appellant op bezoldiging. Hierdoor was de weigering van het Uwv om een voorschot op de ZW-uitkering te verstrekken terecht. De Raad nam ook kennis van een eerdere uitspraak die betrekking had op de ontslagprocedure, maar concludeerde dat dit geen invloed had op de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De Raad oordeelde dat er geen recht op ziekengeld bestond zolang er recht op loon was, en bevestigde daarmee de beslissing van de rechtbank.