Uitspraak
OVERWEGINGEN
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 29 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3790, heeft appellant op 19 januari 2016 verzocht om het in zijn geval gehanteerde huurplafond los te laten. Vervolgens heeft de commandant op 14 september 2016 een nieuw besluit genomen en daarbij erkend dat appellant, ingevolge voornoemde uitspraak aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de woninghuur die het verschil bedraagt tussen de verschuldigde huur en de eigen bijdrage. Daarbij heeft de commandant zich op het standpunt gesteld, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 24 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD9150, dat hij slechts gehouden is om die tegemoetkoming te betalen met terugwerkende kracht tot aan de datum van het verzoek van appellant, omdat sprake is van een duuraanspraak. Verder staat in het besluit van 14 september 2016 dat bij de berekening van de tegemoetkoming woninghuur wordt uitgegaan van een huurbedrag van $ 2.100,-. De omschrijving van het begrip ‘passende woning’ in artikel 13 van het VBD is met ingang van 1 februari 2016 aangepast om een grondslag te bieden voor het toepassen van huurplafonds. Daarom zal voor appellant per 1 juli 2017 (datum einde plaatsing op functie) wederom een huurplafond van $ 2.000,- van toepassing zijn.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 19 januari 2015;
- herroept het besluit van 28 november 2013 voor zover daarbij het verzoek ten aanzien van het huurplafond is afgewezen en bevestigt dat besluit voor het overige;
- bepaalt dat aan appellant met ingang van 1 september 2013 tot aan het einde van zijn plaatsing op [standplaats] een maandelijkse tegemoetkoming in de woninghuur wordt verstrekt ten bedrage van het verschil tussen de verschuldigde huur voor de passend verklaarde woning en de eigen bijdrage;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de commandant aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 415,- vergoedt;
- veroordeelt de commandant in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.475,-.