Uitspraak
4 maart 2016, 13/1251 en 13/492 (aangevallen uitspraak)
mr. P.P.J.L. Appelman en A.P. Shamthan, tolk.
OVERWEGINGEN
2 juli 2013 (het bestreden besluit I) heeft appellant het door betrokkene tegen het primaire besluit ingestelde bezwaar ongegrond verklaard. Aan dit besluit zijn rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 maart 2013 en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 1 juli 2013 ten grondslag gelegd. Uit het eerstgenoemde rapport volgt dat betrokkene belastbaar wordt geacht conform de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 maart 2013. Betrokkene is op basis van de mogelijkheden in deze FML door een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in staat geacht functies van magazijn, expeditiemedewerker, productiemedewerker industrie en snackbereider te vervullen.
4 september 2012, gewijzigd. Hierbij zijn de door de deskundige genoemde beperkingen gevolgd, behalve de door hem genoemde urenbelasting. Zo er al een noodzaak zou zijn voor een beperking op dit onderdeel valt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet in te zien waarom er recuperatiedagen zouden moeten zijn. Dan zou volgens hem eerder een beperking voor het aantal uren per dag aan de orde zijn, echter ziet hij daartoe geen reden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft, met inachtneming van de gewijzigde FML van 13 juli 2015, onderzoek verricht en de functies inpakker (handmatig), besteller post/pakketten (auto) en samensteller kunststof en rubberindustrie geschikt geacht voor betrokkene. De mate van arbeidsongeschiktheid is berekend op 33,33%, met als gevolg dat appellant het bestreden besluit I heeft gehandhaafd. Ten aanzien van de beslissing in het kader van de ZW-uitkering wordt betrokkene belastbaar geacht conform de FML van 13 juli 2015 en in staat geacht de in het kader van de WIA-beoordeling geselecteerde functies te verrichten.
4 september 2012 en 22 februari 2013. Appellant heeft zich verder op het standpunt gesteld dat hij in de gelegenheid had moeten worden gesteld een contra-expertise te laten verrichten, zodat het oordeel van de deskundige kon worden betwist. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in hoger beroep alsnog orthopeed Metsaars ingeschakeld als deskundige. Betrokkene heeft echter niet willen meewerken aan diens onderzoek, waardoor appellant de mogelijkheid is ontnomen het standpunt van Van der Ham te weerleggen.
26 januari 2015 met zijn nadere rapporten van 28 april 2015 en 14 september 2015 uitgebreid heeft gereageerd op de argumenten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en deze op overtuigende wijze heeft weerlegd. Hij heeft duidelijk uitgelegd hoe het door hem vastgestelde instabiliteitsprobleem van de lage rug en de sacralisatie van L5 de verschillende pijnsensaties verklaren.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat beroep tegen de door appellant te nemen nieuwe beslissingen op bezwaar slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt appellant tot vergoeding aan betrokkene van de proceskosten in hoger beroep ten bedrage van € 990;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 503 wordt geheven.