ECLI:NL:CRVB:2014:4268
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ziekmelding en medewerking aan medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had zich ziek gemeld per 28 september 2012, terwijl hij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de ziekmelding van appellant niet in behandeling genomen, omdat hij verwijtbaar niet heeft meegewerkt aan een medisch onderzoek. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft besloten om de ziekmelding niet verder te behandelen, aangezien appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zijn arbeidsongeschiktheid zouden rechtvaardigen.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de stelling van appellant dat hij recht had op een uitkering op basis van de Ziektewet, omdat hij niet binnen dertien weken medisch was onderzocht, niet werd ondersteund door het recht. De Raad bevestigt deze overwegingen en stelt vast dat appellant geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd tegen de aangevallen uitspraak. De Raad concludeert dat de ziekmelding van appellant op terechte gronden niet in behandeling is genomen en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
De Raad wijst erop dat, volgens artikel 45j van de Ziektewet, als een medisch onderzoek nodig is en de betrokkene niet meewerkt, eventuele aanspraken op ziekengeld buiten beschouwing blijven. De Raad komt tot de slotsom dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en er geen aanleiding is voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.