Uitspraak
8 april 2016, 15/8745 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
6 november 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 5 november 2015 ten grondslag.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht had op een Ziektewet (ZW) uitkering. Appellant had zich op 4 februari 2015 ziek gemeld met terugwerkende kracht per 1 juli 2013, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) stelde dat hij op de eerste ziektedag niet verzekerd was voor de ZW. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, omdat niet aannemelijk was dat hij eerder dan 4 februari 2015 arbeidsongeschikt was. Appellant had weliswaar psychische klachten, maar deze waren in ernst gevarieerd en er was geen bewijs dat hij al tijdens de WW-periode arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat appellant niet had aangetoond dat hij al voor 4 februari 2015 ziek was en dat de laattijdige ziekmelding niet recht gaf op een ZW-uitkering. De Raad benadrukte dat het risico van een laattijdige aanvraag bij de aanvrager ligt en dat appellant niet voldoende objectieve onderbouwing had geleverd voor zijn standpunt.