In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv met betrekking tot zijn uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet (WW) en de Ziektewet (ZW). Appellant, die eerder een WAO-uitkering ontving, heeft zich ziek gemeld en verzocht om een WW-uitkering. Het Uwv heeft hem een WW-uitkering toegekend op basis van een dagloon van € 72,27, wat appellant betwistte omdat dit niet was afgeleid van zijn inkomen als beveiligingsmedewerker. Het Uwv heeft zijn bezwaar ongegrond verklaard. Appellant heeft ook een ZW-uitkering aangevraagd, maar deze is beëindigd op basis van de conclusie dat hij weer arbeidsgeschikt was voor de functie van centralist brandweer. De rechtbank heeft de beroepen van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de juiste toepassing heeft gegeven aan de wetgeving. De Raad oordeelde dat de hoogte van het WW-dagloon correct was vastgesteld en dat appellant geschikt was voor de functie van centralist brandweer, ondanks zijn klachten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.