ECLI:NL:CRVB:2016:94
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv over aanvraag Wajong-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat niet terugkwam op een eerder besluit van 27 april 2010, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering was afgewezen. De rechtbank Oost-Brabant had in een eerdere uitspraak het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid. Appellante had in 2009 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), maar het Uwv oordeelde dat er geen sprake was van verminderde benutbare mogelijkheden. Het bezwaar tegen dit besluit werd niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. In hoger beroep heeft appellante opnieuw medische gegevens overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt, maar de Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft besloten niet terug te komen op het eerdere besluit. De Raad concludeert dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar verzoek om terug te komen van het besluit van 27 april 2010 te onderbouwen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.