ECLI:NL:CRVB:2016:94

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
15/3429 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv over aanvraag Wajong-uitkering

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat niet terugkwam op een eerder besluit van 27 april 2010, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering was afgewezen. De rechtbank Oost-Brabant had in een eerdere uitspraak het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid. Appellante had in 2009 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), maar het Uwv oordeelde dat er geen sprake was van verminderde benutbare mogelijkheden. Het bezwaar tegen dit besluit werd niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. In hoger beroep heeft appellante opnieuw medische gegevens overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt, maar de Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft besloten niet terug te komen op het eerdere besluit. De Raad concludeert dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar verzoek om terug te komen van het besluit van 27 april 2010 te onderbouwen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/3429 WWAJ
Datum uitspraak: 13 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
10 april 2015, 14/3284 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.C.A.M. Bouts, advocaat, hoger beroep ingesteld en (medische) stukken in het geding gebracht.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting, waar de zaak gevoegd is behandeld met zaak 14/5024 Wajong, heeft plaatsgevonden op 11 november 2015. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Bouts. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door L. den Hartog. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is geboren [in] 1979. Op 17 december 2009 heeft zij een (eerste) aanvraag voor een uitkering op grond van de toen geldende Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ingediend. Deze aanvraag is door het Uwv bij besluit van 27 april 2010 afgewezen, omdat bij appellante geen sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van medisch objectiveerbare ziekte of gebrek per het zeventiende/achttiende levensjaar alsmede in de periode nadien dat zij als studente aan te merken viel. Het tegen dit besluit ingestelde bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 14 februari 2014, wegens onverschoonbare termijnoverschrijding,
niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 18 augustus 2014 het ingestelde beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. De Raad heeft deze uitspraak in het hoger beroep, geregistreerd onder zaaknummer 14/5024 Wajong, bevestigd.
1.2.
Op verzoek van appellante heeft het Uwv de, in het kader van het bezwaar tegen het besluit van 27 april 2010 overgelegde correspondentie, aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit van 27 april 2010. Bij besluit van 27 maart 2014 heeft het Uwv aan appellante medegedeeld niet terug te komen van dit besluit nu gebleken is dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die er toe leiden dat de genomen beslissing onjuist zou zijn. Het tegen het besluit van 27 maart 2014 ingestelde bezwaar is bij besluit van 4 september 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 juli 2014 ten grondslag.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat appellante heeft verzocht terug te komen van het besluit van 27 april 2010. Voorts heeft de rechtbank, naar aanleiding van het verhandelde ter zitting, vastgesteld dat appellante met haar aanvraag heeft beoogd aan te geven dat haar klachten en beperkingen in de loop der tijd zijn toegenomen en dat zij (ook) een uitkering wenst met ingang van de datum aanvraag in verband met toekomstige aanspraken. De rechtbank heeft aanleiding gezien het Uwv te verzoeken te bezien of de rechtspraak van de Raad van 14 januari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1) gevolgen heeft voor de in de onderhavige procedure ingenomen standpunten. De rechtbank heeft over de door appellante ten tijde van haar herzieningsverzoek overgelegde medische informatie en hetgeen in de bezwaarfase naar voren is gebracht geoordeeld dat daarna geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat niet eerder dan op zitting door appellante is betoogd dat ook sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid en dat het Uwv terecht bij het bestreden besluit niet heeft beoordeeld of van een Amber-situatie sprake was. Ten slotte heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv niet gehouden was om de aanvraag zo op te vatten dat deze eveneens een aanspraak voor de toekomst behelsde nu, naar het oordeel van de rechtbank, van een toereikende onderbouwing door appellante van haar standpunt dat het oorspronkelijke besluit van 27 april 2010 wellicht onjuist is geweest geen sprake is.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante in essentie gelijke gronden aangevoerd als in beroep. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij diverse medische gegevens overgelegd.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten niet terug te komen van zijn besluit van 27 april 2010. De overwegingen van de rechtbank die tot dat oordeel hebben geleid worden onderschreven. Voorts heeft de rechtbank terecht, onder toepassing van de rechtspraak van de Raad van 14 januari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1), geoordeeld dat het Uwv in onderhavige zaak niet gehouden was een Amber-beoordeling te verrichten en evenmin gehouden was om de aanvraag zo op te vatten dat deze eveneens een aanspraak voor de toekomt behelsde, nu van een toereikende onderbouwing door appellante van haar standpunt - dat het oorspronkelijke besluit van 27 april 2010 wellicht onjuist is geweest - geen sprake is. Het ontbreken van een toereikende onderbouwing, in het bijzonder het ontbreken van gegevens over de medische situatie van appellante in 1996, komt voor haar risico. Appellante heeft immers verzocht om terug te komen van een eerder besluit, wat betekent dat zij voor de onderbouwing van haar verzoek, voor zover mogelijk met relevant bewijs wat ziet op de oorspronkelijke beoordelingsdatum, dient zorg te dragen.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat geen aanleiding wordt gezien anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Bij deze uitkomst is voor de schadevergoeding geen ruimte.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput als voorzitter en E.W. Akkerman en F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van M.A.E. Adamsson als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2016.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) M.A.E. Adamsson

IJ