In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van een WW-uitkering van betrokkene. Betrokkene was met ingang van 2 augustus 2012 in aanmerking gebracht voor een WW-uitkering, maar heeft verzuimd om wijzigingen in haar situatie tijdig door te geven aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Dit leidde tot een herziening van de uitkering en een terugvordering van onterecht betaalde bedragen. De rechtbank had eerder de boete vastgesteld op € 1.200,-, maar het Uwv stelde in hoger beroep dat de boete € 2.542,- moest zijn, gebaseerd op de financiële omstandigheden van betrokkene en de ernst van de overtreding. De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat betrokkene haar inlichtingenverplichting niet was nagekomen en dat er geen sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelde de boete vast op € 2.542,-. Tevens werd appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 25,02.