ECLI:NL:CRVB:2016:748
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Eervol ontslag wegens verstoorde arbeidsrelatie en de keuzevrijheid van het bestuursorgaan bij ontslaggronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, werkzaam als gemeentebode, was sinds 12 maart 2007 in dienst bij de gemeente Stede Broec. Door een verstoorde arbeidsrelatie en een reeks van incidenten, waaronder ongeoorloofd verzuim en miscommunicatie, heeft het college van burgemeester en wethouders op 25 juli 2013 besloten om appellant eervol te ontslaan. Het ontslag werd gebaseerd op artikel 8:8 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO), waarbij het college stelde dat de verhoudingen binnen de arbeidsrelatie verstoord waren en dat er een impasse was ontstaan die vruchtbare samenwerking in de weg stond. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de bestreden besluiten niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang en het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college bevoegd was om appellant te ontslaan op basis van de genoemde ontslaggrond. De Raad concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van zijn ontslagbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken, en dat de gehanteerde ontslaggrond voldoende onderbouwd was.