In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, geboren in 2004, die lijdt aan spondylo epifysaire dysplasie (SED) en chronische luchtwegproblemen door laryngomalacie. Appellant heeft een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Weert heeft deze aanvraag afgewezen, maar later gedeeltelijk gegrond verklaard door een tegemoetkoming voor woningaanpassing toe te kennen. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond verklaard. Appellant is het niet eens met deze uitspraken en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het standpunt van het college, dat er geen medische redenen zijn voor de woningaanpassing volgens optie 2A, niet houdbaar is. De Raad heeft voldoende gegevens om zelf in de zaak te voorzien en heeft aan appellant een persoonsgebonden budget van € 140.498,21 toegekend voor de aanpassing van de woning. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant in hoger beroep vergoed en het college veroordeeld tot het betalen van het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een veilige en geschikte woonomgeving voor appellant, gezien zijn medische situatie.