ECLI:NL:CRVB:2016:5165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget op basis van vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft appellant, die een indicatie voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) heeft, een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 7 juli 2011 tot 1 januari 2014. De aanvraag is door het Zorgkantoor geweigerd, waarna appellant in beroep ging. De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde. Appellant stelde dat hij recht had op het pgb omdat hij in een eerdere communicatie van een medewerker van het Zorgkantoor had vernomen dat hij in aanmerking zou komen voor een pgb over 2014, en dat kosten uit 2013 vergoed konden worden mits goed onderbouwd.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat er geen ondubbelzinnige toezegging was gedaan door het Zorgkantoor. De Raad stelde vast dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden die in de communicatie waren gesteld, zoals het aanleveren van een zorgcontract en een ondertekende urenverantwoording. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 13 juli 2016.