ECLI:NL:CRVB:2016:5096

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
15/1478 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake studiefinanciering en digitale bekendmaking

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van de minister vernietigd. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister met betrekking tot zijn studiefinanciering, die hij niet tijdig had ontvangen. De minister stelde dat betrokkene had gekozen voor digitale bekendmaking van berichten via Mijn DUO, maar betrokkene ontkende dit en stelde dat hij niet op de hoogte was van deze keuze.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld in hoger beroep. Tijdens de zittingen is gebleken dat betrokkene in de relevante periode regelmatig heeft ingelogd op Mijn DUO, wat impliceert dat hij toegang had tot zijn berichten. De Raad oordeelt dat de minister voldoende bewijs heeft geleverd dat de berichten op de website zijn geplaatst en dat betrokkene niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. De Raad concludeert dat de termijn voor het indienen van bezwaar is aangevangen op het moment dat de berichten op Mijn DUO zijn geplaatst.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van de minister gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/1478 WSF
Datum uitspraak: 14 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
22 januari 2015, 14/8378 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting van de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 30 maart 2016. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. P.M.S. Slagter. Betrokkene is, met bericht, niet verschenen.
Het onderzoek is heropend na de zitting. De enkelvoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer heeft vervolgens plaatsgevonden op
3 november 2016. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.F. Hofstee. Betrokkene is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene heeft studiefinanciering, laatstelijk in de vorm van een lening, op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) ontvangen.
1.2.
Betrokkene heeft aan appellant doorgegeven dat hij met ingang van 1 september 2013 een HBO-opleiding is gaan volgen. Appellant heeft bij besluit van 28 september 2013 meegedeeld dat betrokkene vanaf september 2013 geen recht heeft op een studentenreisproduct. Als
OV-schuld is een bedrag van € 194,- vermeld over de maand september 2013.
1.3.
Nadien is de OV-schuld maandelijks opgelopen. Appellant heeft dit vastgesteld bij de besluiten van 5 november 2013, 11 december 2013, 24 december 2013, 25 januari 2014,
28 februari 2014, 28 maart 2014 en 25 april 2014.
1.4.
Met een bezwaarschrift van 17 juni 2014, door appellant ontvangen op 19 juni 2014, heeft betrokkene bezwaar gemaakt tegen de onder 1.2 en 1.3 vermelde besluiten. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij de besluiten van appellant niet heeft ontvangen per post.
1.5.
Bij besluit van 23 juli 2014 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift na afloop van de wettelijke bezwaartermijn is ingediend en die overschrijding niet verschoonbaar is. Daarbij heeft appellant overwogen dat betrokkene ervoor heeft gekozen om berichten studiefinanciering online, via Mijn DUO te ontvangen en dat betrokkene heeft nagelaten tijdig kennis te nemen van de via Mijn DUO bekend gemaakte besluiten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak. De rechtbank is van oordeel dat appellant het bezwaar van betrokkene ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe is overwogen dat appellant met de door hem aangedragen gegevens onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de berichten studiefinanciering op de website Mijn DUO zijn geplaatst.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat uit de aan de rechtbank gezonden stukken blijkt dat betrokkene heeft gekozen voor digitale bekendmaking. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de berichten studiefinanciering op de website zijn geplaatst, heeft de minister beeldschermprinten overgelegd.
3.2.
Betrokkene heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de stukken waarnaar appellant verwijst te laat bij de rechtbank zijn ingediend en daarom niet in het (hoger) beroep mogen worden betrokken. Betrokkene ontkent dat hij heeft gekozen voor digitale berichtenverzending; hij wist niet dat dit bestond.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Het standpunt van betrokkene dat stukken die eerder door de rechtbank zijn geweigerd niet in het hoger beroep mogen worden betrokken treft geen doel. Naar vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2013:2425) staat artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in de weg aan het in hoger beroep indienen van stukken die door de rechtbank zijn geweigerd.
4.2.
De door appellant overgelegde beeldscherm printen zijn toereikend voor het oordeel dat betrokkene op 27 september 2013 heeft gekozen voor toezending van berichten langs de elektronische weg. De uit deze uitdraaien blijkende opgegeven keuze kan slechts door betrokkene, na te zijn ingelogd, zijn gemaakt. Dat betrokkene bij deze keuze niet ook berichten zouden worden toegezonden per post heeft betrokkene geaccepteerd door akkoord te gaan met (de toepassing van) de door appellant in dit kader gehanteerde Algemene Voorwaarden. Volgens artikel 3, eerste lid, van die Algemene Voorwaarden kan de gebruiker (in dit geval betrokkene) na het inloggen uitdrukkelijk kiezen om poststukken per reguliere post te blijven ontvangen. Maakt de gebruiker geen keuze dan ontvangt hij besluiten als genoemd in 1.3 digitaal.
4.3.1.
Op de door appellant overlegde schermprint “Postarchief” zijn vermeld het burgerservicenummer en de naam van betrokkene, het kenmerk en de datum van aangemaakte berichten. Op de schermprint overgelegd van het digitale archief van Mijn DUO zijn vermeld het correspondentienummer en burgerservicenummer van betrokkene, het type document (WSFBRTK), de datum van afhandeling, een melding van verzending of ontvangst
(vermeld met een “V” of “O”) en een rapportdatum van die verzending of ontvangst. De op de schermprint vermelde rapportdatum geeft aan wanneer het document op Mijn DUO is geplaatst (“verzonden”).
4.3.2.
De door appellant overgelegde schermprinten maken voldoende aannemelijk dat de besluiten van 28 september 2013, 5 november 2013, 11 december 2013, 24 december 2013, 25 januari 2014, 28 februari 2014, 28 maart 2014 en 25 april 2014 als berichten studiefinanciering op de genoemde data zijn aangemaakt en op Mijn DUO zijn geplaatst.
4.4.
Uit een door appellant overgelegde schermprint volgt overigens dat betrokkene in de periode van 27 september 2013 tot en met 4 oktober 2014 geregeld, dat wil zeggen minimaal eenmaal per maand in de relevante periode, heeft ingelogd op Mijn DUO. Daarmee staat vast dat betrokkene toegang had tot Mijn DUO en dat hij zich ook toegang heeft verschaft. Indien betrokkene heeft nagelaten zijn berichten te bezien komt dat voor zijn rekening en risico.
4.5.
Gelet op wat hiervoor is overwogen en in artikel 6:8 van de Awb is bepaald is de termijn voor het maken van bezwaar aangevangen op de dag nadat de in 4.3.2 genoemde berichten studiefinanciering op Mijn DUO zijn geplaatst.
4.6.
Betrokkene heeft ruim na de termijn van zes weken als bedoeld in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb een bezwaarschrift ingediend. Niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding.
4.7.
Uit 4.6 volgt dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Het beroep tegen het bestreden besluit zal ongegrond worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 23 juli 2014 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J. Brand en
I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2016.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) N. van Rooijen
JvC