ECLI:NL:CRVB:2016:5063
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- F. Hoogendijk
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van uitkering wegens verzwegen samenwoning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Veendam ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand, terwijl R, haar ex-partner, een uitkering ontving op basis van de IOAW. Naar aanleiding van een anonieme tip dat R samenwoonde met zijn ex-vrouw, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat R en appellante een gezamenlijke huishouding voerden, wat R niet had gemeld aan het college. Het college besloot daarop de uitkering van R in te trekken en een bedrag van € 3.344,34 terug te vorderen, ook van appellante. Appellante betwistte in hoger beroep dat er voldoende feitelijke grondslag was voor de conclusie dat zij samenwoonde met R. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, mede op basis van de verklaring van appellante tijdens een huisbezoek. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellante werd afgewezen.