Uitspraak
24 februari 2015, 14/5347 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ontheffing van sollicitatieverplichtingen voor een appellant die een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet (WW). Appellant is sinds 9 februari 2009 in aanmerking voor een WW-uitkering, maar werkt als flexwerker gemiddeld 28 tot 30 uur per week. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant in maart 2010 ontheffing verleend van de sollicitatieplicht, maar heeft deze ontheffing per 1 juli 2014 beëindigd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft de uitspraak van het Uwv bevestigd, waarop appellant in hoger beroep is gegaan. Appellant stelt dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de ontheffing niet beëindigd had mogen worden. Hij wijst op zijn flexibele werkuren en de moeilijkheid om aanvullend werk te vinden gezien zijn leeftijd. Ook stelt hij dat het beëindigen van de ontheffing in strijd is met het vertrouwensbeginsel, omdat zijn omstandigheden niet zijn veranderd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de verplichting tot solliciteren aan het recht op een WW-uitkering is verbonden. De Raad stelt vast dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg zijn om van de sollicitatieplicht ontheffing te krijgen. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen, omdat er geen duidelijke toezegging is gedaan door het Uwv dat de ontheffing zou blijven gelden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.