In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep van appellante tegen de vaststelling van haar dagloon en maatmaninkomen door het Uwv werd ongegrond verklaard. Appellante, die als koerier werkte, had een verkeersongeval gehad en was arbeidsongeschikt geraakt. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 1 februari 2013 geen recht had op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na bezwaar had het Uwv haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar appellante was het niet eens met de hoogte van het dagloon en maatmaninkomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv het dagloon terecht heeft berekend op basis van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (BDW) en dat de bijzondere bepalingen voor jeugdige arbeidsongeschikten correct zijn toegepast. De Raad bevestigt dat het dagloon voor appellante is verhoogd, maar niet hoger mag zijn dan het minimumloon dat bij haar leeftijd hoort. Wat betreft het maatmaninkomen oordeelt de Raad dat het Uwv de juiste berekening heeft gemaakt door een factor van 100/83 toe te passen, en dat er geen aanleiding is om een andere factor te gebruiken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.