ECLI:NL:CRVB:2016:4529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering na niet tijdige melding van ontslagvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante is behandeld. Appellante ontving sinds 8 augustus 2013 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Almelo heeft op 1 september 2015 besloten om de bijstand van appellante over de maanden april, juni en juli 2015 in te trekken en over mei 2015 te herzien. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat appellante in april 2015 een ontslagvergoeding had ontvangen, maar deze niet tijdig had gemeld. Appellante ontving een voorschot van € 2.500,- op de ontslagvergoeding, maar heeft dit niet binnen de vereiste vijf werkdagen gemeld aan het college. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden door de ontvangst van het voorschot niet tijdig te melden. De Raad benadrukte dat het college niet op de hoogte was van de exacte hoogte van de ontslagvergoeding en dat appellante had moeten begrijpen dat de ontvangst van het voorschot invloed had op haar recht op bijstand. Het beroep op het vertrouwensbeginsel, dat appellante had gedaan op basis van een vermeende toezegging van een medewerkster van de gemeente, werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat er een ondubbelzinnige toezegging was gedaan.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.