In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, die lijdt aan ADHD en een autismespectrumstoornis. De appellant, geboren in 1972, had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontvangen, maar werd in 2007 als minder dan 35% arbeidsongeschikt beoordeeld. In 2013 diende hij een aanvraag in voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv werd afgewezen op basis van de vastgestelde beperkingen. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv de situatie van appellant op zijn zeventiende en achttiende levensjaar niet had beoordeeld, wat essentieel was voor de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad benadrukte dat, gezien de geboortedatum van appellant, de beoordeling aan de hand van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) diende te gebeuren. De Raad concludeerde dat het Uwv niet had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen en dat de eerdere beoordeling niet in overeenstemming was met de AAW. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het besluit van het Uwv, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de kosten van appellant, die op € 1.488,- werden begroot.